1920 Henk van Hall

Op de hoek van de straat staat …

De oorlog

Henk in de Alexanderkazerne

In december 1939 werd Henk van Hall opgeroepen in militaire dienst. In augustus was de mobilisatie al afgekondigd en moesten oude kazernes zoals de Alexanderkazerne in Den Haag weer in gebruik genomen worden. Daar -in de voormalige cavaleriekazerne- moest Henk zich melden. Na 6 weken werd hij overgeplaatst naar Oegstgeest bij de Rijdende Artillerie (De Gele Rijders). Daar werd hij ziek (mogelijk difterie) en na enkele weken in het Boerhaveziekenhuis in Leiden te hebben gelegen bij terugkomst uiteindelijk ingedeeld bij de motorrijders. Dat kwam goed uit want motorrijden kon hij wel. Maar de maanden in Oegstgeest vond hij toch behoorlijk saai.

10 mei 1940 dropping parachutisten bij vliegveld Valkenburg

Op 10 mei werd Nederland aangevallen en moest de eenheid van Henk een viaduct onder de huidige A4 bewaken. Aan de overzijde lag vliegveld Valkenburg. De Duitse vliegtuigen dropten veel parachutisten om het strategische vliegveld snel in handen te krijgen. De Nederlandse soldaten schoten met hun M95 geweren, maar konden niet zien of ze iemand raakten. Het was snel beslist, maar de bommen richtten gruwelijke schade aan. Henk heeft nog moeten helpen bij het bergen van doden en gewonden in een getroffen legervoertuig.

Zijn eenheid werd verder niet aangevallen. Op 14 mei zagen ze in de verte de rookpluimen van de getroffen stad Rotterdam.  De capitulatie was een feit, ze werden ontwapend en moesten allerlei werkzaamheden verrichten. Twee maande later (10 juli) werd de eenheid gedemobiliseerd. 

De oorlog lijkt een grauwsluier over zijn leven te hebben gelegd.

Die korte en heftige confrontatie met het oorlogsgeweld moet wel een enorme indruk op hem hebben gemaakt. Ook de bezettingsjaren met angstige momenten en de tumultueuze bevrijding waren traumatisch. Het vertrek van koningin Wilhelmina vond hij teleurstellend en dat Nederlanders voor de NSB hadden gekozen vond hij onbegrijpelijk.

Op de hoek van de straat staat een NSB’er.

Het is geen man, ’t is geen vrouw, maar een farizeeër.

Met een krant in zijn hand staat hij daar te venten.

Hij verkoopt zijn Vaderland voor zes rooie centen.

Hij kon er daarna niet meer los van komen en bijna elk boek dat verscheen over de oorlog heeft hij gelezen. De medewerkers van bibliotheken (Coöperatiehof, Roelof Hartplein, Tolstraat in Amsterdam en de Huesmolen in Hoorn) kenden hem en zijn boekenvoorkeur.

De eigenaar van het tandheelkundige laboratorium in Arnhem, waar Henk gewerkt had, was dood. Hij was gevlucht vanwege de Jodenvervolging. Zijn vluchtschip was op een mijn gelopen en gezonken. Het bedrijf werd gesloten en terugkeer naar zijn oude werkgever was dus niet mogelijk.

Een rustige periode brak aan met een maand bij tante Hannie en oom Willem Westerhof in Ulft en daarna een baantje bij Pelgrim in Gaanderen.

Zijn voormalige chef Joop Vogel belde met de vraag of hij bij de TTH in Amsterdam wilde werken. Dat wilde hij wel. Die beslissing was bepalend voor een groot deel van zijn verdere leven.

Onderdak in Amsterdam kreeg hij via die Joop Vogel, o.a. in de Ferdinand Bolstraat.

De TTH (Tand Technische Hulp) was eigendom van 3 broers: Martin, Han en Lou Gotjé. Er werkten 15 mensen o.a. Coby Vetter. Zij was daar tandarts-assistente.

Het was meteen raak!

Op de hoek van de straat stond Coby met ’n vrijer

Ma zag dat op de fiets, haar ogen werden wijer.

Thuis gekomen zei ze snel: Pa moet je eens horen

Coby heeft haar hartje aan ’n technieker verloren

                                      x x x x x x x x x x      Henk    

De broers Gotjé waren gedoopte Joden, waardoor ze geen (groot) gevaar liepen in de oorlog. Ze hadden zelfs 2 onderduikers in huis. Han was actief in het verzet. Hij was een van de overvallers op het Amsterdamse bevolkingsregister. Door de vernietiging van een groot aantal persoonskaarten gaf het Joden mogelijkheden om te ontkomen. Dat hij de gebruikte uniformen en pistolen in de kelder onder de werkplek van Coby verborg wisten Coby en Henk gelukkig niet. De overval was wel een succes, maar heeft ook een aantal van de overvallers het leven gekost.

De oorlog verliep verder zoals voor zovelen: alles op de bon, vorderingen van radio’s en fietsen, spertijd, kans op Arbeidseinsatz, steeds minder eten en stookmiddelen enzovoort.

Toen op 28 juni 1944 de trouwerij plaatsvond in Amsterdam was dat natuurlijk fantastisch. Maar niet helemaal, want vader Van Hall gaf geen toestemming omdat Coby protestant (luthers) was. De bezwaren, via een dagvaarding overhandigd, waren niet sterk genoeg om het huwelijk te voorkomen. En dus werd het toch een groot feest. Vader Vetter had in Groningen en Friesland allerlei etenswaren opgespoord, zodat ze in het restaurant ook nog eens van een on-oorlogs diner konden genieten.

Maar de oorlog was niet voorbij. In -vooral- het westelijk deel van Nederland sloop honger en kou de steden binnen. Dat bericht kwam ook in Doesburg aan. Riek van Hall kwam met een vrachtrijder en een koffer vol eten naar Amsterdam. Toen ze hun situatie zag stelde ze voor om samen met haar naar Doesburg terug te gaan. In de truck die was bedoeld voor het vervoer van goederen voor de Duitsers vond Henk een plaatsje achterin. Riek zat voorin en Coby bleef achter. Ze zou 6 weken later op eenzelfde manier naar Doesburg komen.

In Doesburg is Henk uit de vrachtauto, die in de kazerne was aangekomen, gesprongen en direct naar de Paardenmarkt gegaan. Daar waren meer mensen dan alleen zijn vader en de jongste zussen Bep en Hanne, ook Jan en Carry en Diek en Adriaan elk met 2 kinderen hadden er onderdak gevonden.

De voedselvoorziening was ongekend gunstig. Omdat Riek bij een Duitse officier hulp in de huishouding was, kon ze -met een vergunning op zak- “boodschappen” doen in de Duitse voorraadmagazijnen van Doesburg.

Coby’s aankomst in Doesburg was niet leuk. Vader Van Hall had haar nog niet geaccepteerd als lid van de familie. Na een paar nachten elders en indringende gesprekken werd ze uiteindelijk, hoewel zeer koel, ontvangen op de Paardenmarkt.

 Het Duitse Bouwbedrijf Organisatie Todt (OT) bouwde o.a. de Atlantikwall. Bij Doesburg moesten tankgrachten gegraven worden. Na kleine klusjes op de naaimachine voor zijn vader kreeg Henk ook te maken met de Arbeitseinsatz en moest midden in de winter met een pikhouweel in de bevroren grond werken. Het was inmiddels maart 1945 en de geallieerden hadden Doetinchem bereikt. Henk en de anderen in de OT-groep werden meegenomen. Door briefjes aan de zoon van bakker Wintering mee te geven wist Coby, na een gevaarlijke tocht hem te vinden en schoenen en een deken te geven.

In de chaos die bij het verder wegvoeren ontstond kon Henk met 5 anderen ontsnappen. Dwars door de frontlijn bereikten ze Vorden in bevrijd gebied. (Met warme melk en sigaretten).

Hij wilde terug naar huis, maar dat was riskant omdat Doesburg nog niet bevrijd was. Via Hummelo en onder geweervuur kruipend kwam hij in Doesburg aan. Pas 14 dagen later werd Doesburg bevrijd. Dat ging gepaard met hevige bombardementen.

De kelder aan de Paardenmarkt werd gebruikt als schuilkelder, door de eigen familie én door bekenden. Dertig personen twee weken dicht op elkaar. Op 16 april was het voorbij, maar de dag ervoor werd de kerktoren nog opgeblazen. “Ik ben twee keer bevrijd” vertelde hij later aan ieder die het horen wilde.

Op 6 juni keerden Henk en Coby terug naar Amsterdam.