Er schommelt een wiegje in ’t bloeiende hout
Geschreven door Dick de Kleuver op basis van gegevens en herinneringen van Marga van Hall, Hanck van Hall en het interview dat Justin de Kleuver heeft gehouden met Henk en Coby.
Midden in zijn jeugd is hij overleden. De ziekte van Alzheimer had zijn geheugen ernstig aangetast. Het kortetermijngeheugen was weggevaagd en herinneringen van lang geleden kwamen boven: zijn jeugd in Doesburg, de mensen waar hij toen over de vloer kwam, de kerk (waar hij zich eerder totaal van had gedistantieerd) ; alles was terug.
Zijn fascinatie voor de Tweede wereldoorlog was er ook niet meer. Altijd was hij bezig met de gruwelijkheden en het onbegrijpelijke, maar nu leefde hij in een andere tijd: warm en troostrijk. Henk was een lieve man toen hij op 21 april 2008 in het verpleeghuis De Hoge Hop in Hoorn overleed.
De jeugd aan de IJssel
Op 4 januari 1920 werd de tweeling Henk en Riek geboren. Moeder Hendrika Valk en vader Johannes Hendrikus van Hall, kleermaker, woonden op dat moment in een huis met een diepe tuin in de Veerpoortstraat in Doesburg. Het gezin telde toen al 3 kinderen: Jan, Diek en Miep. Er is nog een meisje geweest, maar Maria Berendina was al na 2 jaar overleden.
Na de tweeling werden nog Hanne en Bep geboren. Het gezin was rooms-katholiek, dus er waren veel kinderen en allemaal met twee namen.
Op een rijtje:
- Jan Johannes Gradus geboren op 6 mei 1914
- Maria Maria Berendina geboren in 1915, overleden op 10 februari 1918
- Diek Berendina Johanna geboren op 31 augustus 1916
- Miep Maria Berendina geboren op 30 mei 1918, dezelfde naam als het 3½ maand eerder overleden zusje.
- Riek Hendrika Johanna geboren op 4 januari 1920
- Henk Hendrikus Johannes geboren op 4 januari 1920
- Hanne Johanna Berendina geboren op 31 december 1924
- Bep Elisabeth Johanna geboren op 2 februari 1926
Na Bep kondigde zich weer een kind aan. Maar dat liep dramatisch af: De miskraam op 14 september 1926 werd moeder Hendrika fataal. De bloedingen waren zo hevig dat Henk (toen 6 jaar) zich dat zijn hele leven zou herinneren. Een jong en groot gezin verloor hun moeder.
Natuurlijk werd er hulp georganiseerd: Bep werd liefdevol opgenomen bij Marie, de zuster van Hendrika. Zij en haar echtgenoot Frans Snel hadden zelf al 3 kinderen: Adrianus, Frannie en Rietje. Om te voorkomen dat ze zich te veel aan Bep zouden hechten brachten ze haar na enige tijd terug naar haar vader.
Andere mogelijk helpers: Helena Reinira van Hal, de zus van opa Johannes Gradus die in die tijd ook bij hen, of in de buurt, woonde en de ongehuwde tante Marie en haar dochter Dies. (Hal ipv Hall? Zie webpagina ‘Vijftig jaar getrouwd’)
Ondanks het verlies van zijn moeder heeft Henk een fijne jeugd gehad, zoals hij vaak vertelde. Kattenkwaad uithalen, de IJssel dichtbij, veel zusjes die hem vertroetelden. Henk was een mooie jongen die zelfs zijn oudere broer onder controle hield. (Er gaat zelfs een verhaal dat hij met een luchtbuks Jan zou hebben bedreigd.)
Wanneer het gezin verhuisd is van de Veerpoortstraat naar de Paardenmarkt is niet precies bekend. Mogelijk in 1928, volgens een stamkaart uit het bevolkingsregister. Daar was het veel groter en hebben er ook heel wat mensen tijdelijk gewoond. Vader Van Hall de kleermaker was inmiddels ook beheerder/koster geworden van het verenigingshuis van de “R.K. Werkliedenvereeniging St. Jozef”. Op een foto uit 1929 in het dagblad De Tijd staan het bestuur én de leden op de binnenplaats. In het midden is het vaandel zichtbaar en links van het midden, half verscholen staat de vader van Henk.
Op het patroonfeest van de werkliedenvereniging in mei 1936 was er na de opening een optreden van “The White Yellowband” (kort daarvoor was deze mondharmonicaband uitgebreid met andere instrumenten) en zongen Leo Rursen en Henk van Hall enige coupletten. Dat deden zij zeer verdienstelijk, aldus De Graafschap-bode.
Zingen was in die tijd vast onderdeel van het lesprogramma van scholen. Daar leerde hij prachtige liedjes, zoals Er schommelt een wiegje in ’t bloeiende hout. Hij zong ze later ook voor zijn dochters. En op onverwachte momenten kon hij soms Latijnse teksten opdreunen die hij in de kerk had geleerd.
Na de lagere school volgde de ULO, waarna hij naar Arnhem ging om een vak te leren. In die tijd is hij ook gekeurd voor de militaire dienst.
Tandtechnieker
Op 4 september 1937 (hij was dus 17 jaar) werd Henk leerling aan het Centraal Tandtechnisch Laboratorium aan het Willemsplein 17 in Arnhem. Hij leerde daar tot hij in december 1939 de militaire dienstplicht moest vervullen. De directie was zeer tevreden over hem, blijkens het getuigschrift dat hij mocht ontvangen. Hij was ijverig en nauwgezet en zijn niveau kon op lijn gesteld worden met een volleerde tweede tandtechnieker. Hij woonde toen nog steeds aan de Paardenmarkt 10 in Doesburg.
Tandtechnieker zou hij worden en zijn niveau zou nog verder stijgen, zelfs zó dat hij -toen hij in Amsterdam ging werken- een steunpunt van de T.T.H. werd.
De tweede wereldoorlog
In december 1939 werd hij opgeroepen voor de militaire dienst en moest zich melden in Den Haag. In de meidagen van 1940 moest zijn eenheid de Haagseweg bij Oegstgeest verdedigen vanwege het naastgelegen vliegveld Valkenburg. Vandaaruit zag hij ook de bommenwerpers naar Rotterdam gaan.
Na de capitulatie wilde hij weer verder gaan met zijn opleiding, maar zijn werkplek in Arnhem was er niet meer. Hij besloot naar Amsterdam te gaan, naar het Tandtechnisch Inrichting T.T.H. van de gebroeders Gotjé.
Daar werkte ook Coby Vetter en ‘de vonk sloeg over’. Onderdak vond hij voorlopig in de Ferdinand Bolstraat. De vonk werd serieuzer en in 1944 (28 juni) trouwden ze in Amsterdam. Vader Van Hall gaf geen toestemming, want trouwen met een protestant meisje kon natuurlijk niet. De dagvaarding met zijn bezwaren bleek niet sterk genoeg, zodat ze toch konden trouwen.
Vader Vetter maakte er toch nog een feestje van met lekkers dat hij nog op de kop had getikt ondanks de oorlogstijd. In juni 1944 trokken ze in bij oma Eiers aan de Albert Cuypstraat.
Toen het voedsel schaars werd kwam zus Riek haar tweelingbroer ophalen. Iets later kwam Coby ook naar Doesburg. Na een pittig gesprek werd zij alsnog door haar schoonvader geaccepteerd en kon ze ook aan de Paardenmarkt onderdak krijgen.
In Doesburg werd Henk gedwongen werk voor de bezetter te doen en werd weggevoerd. Hij wist te ontsnappen en kwam in bevrijd gebied terecht. In de laatste oorlogsdagen wilde hij toch weer naar Doesburg terug. Dwars door de gevechtslinies lukte zijn terugkeer. Toen de bevrijders Doesburg binnentrokken werd hij voor de tweede keer bevrijd. En daar was hij best trots op.
Een uitgebreidere versie van het verhaal van de tweede wereldoorlog staat op pagina 2. Kleinzoon Justin heeft Henk en Coby in 2002 hierover geïnterviewd.
Amsterdam
Twee maanden later op 6 juni 1945 keerden Coby en Henk terug in Amsterdam, opnieuw naar de Albert Cuypstraat 95 op 3 hoog bij oma Eiers (Mina Rauch). In maart 1947 konden ze verhuizen naar 1 hoog: eindelijk zelfstandig. Mina verhuisde naar 2 hoog en op 3 hoog kwamen mevrouw en meneer Jansen te wonen.
Op 29 april 1948 werd hun eerste kind Margaretha Hendrika (Marga) geboren.
Mevrouw Jansen vond Marga ook erg leuk en samen met oma Eiers wilde ze geen moment missen als de baby in bad ging. Maar om er elke dag 2 kijkers bij te hebben vond Coby geen goed idee en ze deed bruusk de deur op slot. Nu kon ze zelf en alleen genieten van haar dochter.
In 1951 (22 augustus) werd hun tweede kind Hannie Hendrika Johanna (Hannie, later Hanck) geboren. Het gezin was compleet en Henk heeft in die tijd voor zijn dochters de liedjes gezongen die hij als kind geleerd had, zoals “Er schommelt een wiegje …”.
De Albert Cuypmarkt was voor de deur en dat is best leuk met al die omes met hun marktkramen, maar zo’n buurt is ook wel een beetje erg levendig/volks. In 1957 is na jaren verbijten de maat echt vol. In een (keurige) brief ‘op poten’ aan het Centraal Bureau Huisvesting staat het: liederlijke taal, godslasteringen, vechtpartijen en het sterke vermoeden dat een van de buren een publieke vrouw is, zijn “onduldbaar voor de zedelijke vorming van onze dochters van 9 en 6 jaar”.
Het is een verzoek om te mogen verhuizen naar de Waalstraat 120 3hoog, om in te wonen bij de ouders van Coby, zonder het recht op een zelfstandige woning te verliezen. Ze verhuisden dankzij de inschikkelijkheid de ouders van Coby, die zelfs hun slaapkamer beschikbaar stelden. Op die kleine ruimte met een krappe provisorische keuken (maar opa Vetter houdt van lekker eten en daar profiteren ze ook van) blijven ze 2½ jaar. Op 1 februari 1960 betrekken ze de woning Waalstraat 139 3hoog. Eindelijk echt zelfstandig!
Waalstraat 139
Hier speelde het gezinsleven zich voornamelijk af. Dagelijks op de fiets naar de T.T.H. aan de Albert Cuypstraat, waar Henk zijn vakmanschap kon laten zien. Naast gebitten maken werden er ook tandartswerkzaamheden uitgevoerd, maar met dat ‘grijze werk’ wilde Henk niet meedoen. Hij was de stabiele kracht die een belangrijke steunpilaar voor de T.T.H. is geweest.
Dat werd ook opgemerkt, gezien de lovende woorden bij zijn (vervroegde) pensionering.
Voor ontspanning ging hij in het weekend graag biljarten met zijn vriend Joop Scheffer. Ook bezocht hij regelmatig de Cineac Reguliersbreestraat voor het Polygoon nieuws en allerlei filmpjes (doorlopende voorstelling van een uur). Dat deed hij vrijwel altijd alleen. En in de lunchpauze van zijn werk was hij vaak te vinden op het Waterlooplein, waar hij soms leuke aankopen deed. Hij had er wel kijk op.
Coby en Henk waren behoorlijk vooruitstrevend. Ze waren lid van de NVSH. Een andere kant was dat Henk een gezin wilde waar rust en orde heerste. Hij vond dat hij de baas was en dat leidde ertoe dat hij nogal streng was. Coby en de kinderen slikten dat, maar niet van harte. Was er een uitbarsting dan werd er soms een week niet gesproken!
In die jaren ging Coby ook weer werken. Ze vond een deeltijdbaan bij de Rijkspostspaarbank. Op de afdeling waar ze werkte werd de rente bijgeschreven in de spaarbankboekjes. Op dezelfde afdeling werkte ook Aty Tromm met wie ze bevriend raakte. Aty kwam ook bij hen thuis. Aty werd een echte huisvriendin, want ook Henk kon het goed met haar vinden.
Voor de vakantie naar Oostenrijk werd een auto aangeschaft (Volkswagen). Een auto voor de deur was belangrijk voor Henk en die auto is daar niet meer weggegaan. Zodra zijn zus Riek aan een nieuwe toe was, werd de Renault of Mitsubishi van haar overgenomen.
De band met zijn broer en zussen was redelijk hecht. Zo gingen ze ook wel met elkaar op vakantie naar Italië en Spanje. Op verjaardagen kwamen ze allemaal bij elkaar. Dus ook vanuit het oosten naar Amsterdam. Na een behoorlijk gezellig samenzijn met drank en discussie keerden ze weer terug naar huis. Gelukkig zijn er daarbij geen ongelukken gebeurd.
Wat wel veel indruk maakte was het ongeluk ergens in Limburg. Een vrachtauto week onverwacht uit en raakte de auto van Coby en Henk die daardoor over de kop sloeg. Marga en Hanck zaten in een andere auto en zagen hun ouders door de voorruit vrijwel ongedeerd uit de auto komen. Dat was een onuitwisbare ervaring.
De spanning op het werk leidde bij Henk tot voortdurende hoofdpijn, waardoor hij uiteindelijk (januari 1976) met werken moest stoppen. Dokter Borenzstajn, waar hij goed contact mee had (interessante gesprekken) steunde zijn besluit. Voor betere uitkering en goede oudedagsvoorziening werd zijn reguliere salaris op de valreep door de bazen van de TTH verhoogd en werd ook een bedrag ineens meegegeven.
Thuis waren er de kinderen en poes Bartje.
Henk en Coby hielden van klassieke muziek en de Beatles waren ook acceptabel, maar niet de nieuwste popmuziek, zoals Justin -die bij hen logeerde- ondervond. Ze hebben menig legendarische dirigent in het concertgebouw aan het werk gezien.
Bijna elke mooie zondag gingen ze met Marga en Hanck naar het Amsterdamse Bos (dat toen nog Bosplan genoemd werd). En altijd naar dezelfde plek bij de drie boompjes. Met koffie, limonade en koek was het goed toeven daar. Met een binnenband aan een touw leerde Hanneke en Marga daar zwemmen enn als het niet te hard waaide werd er gebadmintond.
Maar Marga en Hanck werden groter, bezochten het Montessori Lyceum en vervolgopleidingen. Marga werd Montessori-kleuterleidster en Hanck volgde secretariële en administratieve cursussen en kwam te werken bij een makelaardij. Ze gingen ook op zichzelf wonen.
De achterkamer, eerst Marga’s territorium, kwam vrij. Coby richtte het in voor allerlei hobby’s, zoals spinnen en weven.
In hun huis aan de Boeier
Waalstraat 139
Hoorn
De moeder van Coby kwam in 1974 beneden hen te wonen op nr 137 huis. Omdat zij wel wat hulp nodig had, konden zij dat nu makkelijker geven. Ze namen haar ook mee naar familie of gewoon voor een uitje.
Maar het werd wel steeds leger in hun huis. Zelfs Bartje had niet het eeuwige leven.
Toen Coby’s moeder in 1989 overleed was er geen noodzaak meer om in de Waalstraat te blijven wonen. De kinderen waren getrouwd, hadden elk 2 kinderen en woonden in Hoorn.
In 1991 vonden ze, geholpen door Hanck, een seniorenwoning in Hoorn: Boeier 68.
Die was wel kleiner maar had een tuin. En dat was na al die jaren op een bovenwoning een bijzondere luxe, waar vooral Coby veel plezier aan beleefde.
Henk las altijd al veel, met name over de tweede wereldoorlog en dat bleef hij doen. De bibliotheek was dichtbij en het bibliotheekpersoneel leerde hem al kennen, net zoals hij in Amsterdam een bekende was in de Coöperatiehof en aan het Roelof Hartplein.
Maar het ging na een fijne periode toch niet zo goed. Eerst problemen met autorijden en daarna werd langzaam duidelijk dat zijn geheugen minder werd. Nieuwe dingen onthouden lukte niet goed meer. Uiteindelijk is hij naar het verpleeghuis De Hoge Hop gegaan.
Door zijn ziekte kwam zijn meer zachtere kant boven.
In de laatste fase bleek dat hij ook nog de ziekte van Parkinson had, wat hem veel pijn opleverde.
Op 21 april 2008 is hij in De Hoge Hop overleden.
Hij is gecremeerd en zijn as is naar Doesburg gebracht. De IJssel, de rivier van zijn jeugd voerde hem met de stroom mee.