1913 Riek Brijder

Geschreven door Dick de Kleuver, met hulp van Harry en Lijda.

Witte gympen

Het verhaal van mijn moeder Riek Brijder is snel verteld. Maar oh, wat zou ik haar dan tekort doen.

Het valt niet mee een bijzondere moeder te hebben, maar het is wel de meest bijzondere vrouw die ik ooit heb meegemaakt.

1914

Op 6 augustus 1913 werd in Amsterdam, bij de Oranjesluizen, Hendrika Aleida geboren. Het schip, de “Linquenda” van haar ouders lag op dat moment met een lading aangemeerd. Het schip was een ijzeren hevel-aak van 108 ton, die het jaar daarvoor gebouwd was. Haar ouders waren Klaas Brijder en Hermina Alijda Bax die in 1912 getrouwd waren en zouden, net als velen uit de families Brijder en Bax, schippers zijn.

Het schip waarop Riek geboren werd heette Linquenda.

Het woord Linquenda is onderdeel van een spreuk van Horatius, dat vertaald zou kunnen worden als: “eens moet ik het verlaten”.

Ze moest dat schip ook verlaten, want haar ouders wilden later een leven aan de wal en dat deden ze ook.

Maar het schip heeft Riek nooit verlaten. Altijd kwam het schip weer in de verhalen terug. En zij was niet de enige, want ook jongere zus Nel en broer Klaas hebben de Linquenda steeds met zich meegedragen.

Nel, vader Klaas, Jaap, Riek, moeder Lijda, Leida en Klaas

Riek was de eerste van 5 kinderen. Jaap werd in 1915 geboren, Nel in 1917, Klaas in 1920 en Leida in 1924.

In 1925 hadden Klaas en Lijda besloten aan wal te gaan. Deze beslissing kwam voort uit een paar ernstige gebeurtenissen die in het opstel over Klaas Brijder beschreven staan. Riek heeft die scheepsrampen bewust meegemaakt. Tijdens onweersbuien was ze bang en vertelde over de heftige onweersstormen die ze had meegemaakt en dat de buien bleven hangen bij de grote rivieren. Toen ze eens met Lijda en Wouter het museum van Schokland bezocht -ze was toen al ver in de 70- heeft ze een verhaal over een scheepsramp bij Schokland opgeschreven in een gastenboek. Helaas is dat verhaal niet bewaard gebleven.

Het schip heeft al dat noodweer doorstaan, maar het schip van Peter, de jongere broer van Klaas, is wel verloren gegaan. Klaas en Lijda stopten ermee en vestigden zich in Leerdam. Peter nam het schip over.

Turf werd al vaker op de Linquenda vervoerd en daar ging Peter mee door. Klaas en Lijda konden zo eenvoudig een brandstoffenhandel opzetten.

In Leerdam hebben haar ouders steeds op Hoogstraat gewoond. Eerst op nr. 37 en 59, later op nr. 18 en ten slotte op nummer 20. Riek kreeg ansichtkaarten van opa Jacob en opoe Aleida Bax-Stuurop uit Kampen geadresseerd aan de jonge juffrouw H.A. Brijder.

Ze kon helaas niet regelmatig naar school. Er was wel een schippersschool, maar daar kon ze niet altijd naar toe, omdat het schip moest varen, soms zelfs naar België. Pas toen ze in april 1925 in Leerdam kwam te wonen, ging ze dagelijks naar de Bergstraatschool. Daarvoor was ze al enkele maanden op die school geweest.

Haar opleiding was niet compleet en daar had ze later nog wel eens last van. Ook haar schrijven was niet goed ontwikkeld. Maar leergierig was ze wel. En ze wist wat ze wilde worden: verpleegster!

Riek aan de was Hoogstraat 18

Voor meisjes was het in die tijd niet gebruikelijke om door te leren. Ook van Riek werd verwacht dat ze hielp in de huishouding.

Ze hield van plezier maken en had toen ook al veel vrienden. Pas toen ze meerderjarig werd kon ze zelf kiezen. En dat deed ze ook. Maar haar vader was er niet blij mee dat ze het huis ging verlaten. Riek was immers zijn oogappel. En hun herdershond Wolf zal haar ook gemist hebben.

Ze koos voor de verpleging en meldde zich in 1935 bij de psychiatrische inrichting Bloemendaal te Loosduinen. Daar volgde ze de vooropleiding voor verpleegkundige, die ze in 1938 afsloot.

De enige die niet in de lens kijkt

In die tijd heeft ze vriendinnen-voor-het-leven gemaakt. En lol, veel lol.

1937 Geslaagd!

Dat werd niet altijd gewaardeerd. De geneesheerdirecteur vond dat ze de trap gewoon moest oplopen en niet op haar handen!

Maar ze deed haar best en haalde het zwarte kruisje van verpleegkundige B in de krankzinnigenzorg. Daar was ze erg trots op. En ook op de speld van Loosduinen.

Met Fem en Femmy in Haarlem

In die tijd waren er natuurlijk wel vriendjes, maar de vriendschap met Dick de Kleuver was al heel hecht. Ze kenden elkaar omdat hun ouders bijna familie van elkaar waren (zie het opstel over Peter en Derkje).

Vakanties werden natuurlijk uitgebuit en met vrienden en familie op vakantie was heel gezellig. En soms was er een uitje met de auto van Jaap.

Ze besloten zich op 6 augustus 1938 te verloven. Er werden 2 recepties gehouden, één in Leerdam en 2 dagen later één in Haarlem, want daar woonde Dick.

Riek had het erg naar haar zin in de verpleging en trouwen betekende het einde van haar carrière. Zo ging dat toen. Pas in 1942 hakten ze de knoop door en trouwden. Dat gebeurde in Leerdam op 5 augustus 1942 en de beide families kwamen naar de Hoogstraat.

Dick had werk als bakker in Amsterdam en had al een kamer in de 2e Oosterparkstraat. Riek trok daar voorlopig bij in. Op 1 september betrokken ze een kamer op de eerste verdieping van de Van Woustraat 4: een hotel/pension bij Mendel.

Het was oorlogstijd en dat merkte het paar ook: Dick moest werken op de scheepswerf in Amsterdam-Noord. Door medewerking van de huisarts kon hij daar weg. In het opstel van Dick staan meer aspecten van de oorlog beschreven.

Het waren geen ideale omstandigheden maar de vreugde zal groot geweest zijn toen Hermanus Tobias op 28 juli 1943 geboren werd. Zijn roepnaam was Herrie, maar daar maakte hij later zelf Harry van. In januari daaropvolgend kwam er een benedenhuis vrij op nummer 82 in de Rustenburgerstraat. Erg groot was het niet (2 kamers) en ze kregen ook nog tijdelijk inwoning van haar verplegingsvrienden Aartje, die later zou trouwen met Bé (Berend) Haverdings.

Op 29 november 1944 werd daar Lijda geboren, met de doopnamen Hermina Alijda. Dick en Riek moesten alle zeilen bijzetten, want de hongerwinter zou toeslaan. Riek heeft toen ook een voedseltocht ondernomen.

Na de oorlog kwam de grotere bovenwoning Rustenburgerstraat 82 vrij. Een steile trap, 2 kamers, een keuken met toilet en via een nog steilere trap naar de zolder, waar 2 kamers waren gemaakt en een zolderruimte. En er was een platje met grint. Zo’n groot huis was echte luxe; daar ga je niet meer weg!

Op 17 mei 1947 werd Dirk Roelof (Dicky) geboren. Oma Brijder was helemaal beduusd: 10 pond woog hij. “Nu heb ik hem nog niet gezien” zei ze. Ze was van schrik gaan zitten. Ook toen Riek zwanger was kon je al zien dat het een zware jongen zou worden. “Je moet niet alles aan je kindje geven” werd haar verteld.

In de loop van de jaren hebben ze veel aan de woning veranderd. De 2 kamers werden in de 70’er jaren bij elkaar getrokken en de schuifdeuren verdwenen. Het dak was voortdurend lek en de reparaties niet afdoende. Riek heeft aan de toenmalige huisbaas (Van Groningen) zelfs voorgesteld de kosten van een nieuw dak te delen. Maar weggaan: nooit!

De kamers werden verwarmd met een ronde kolenkachel en later een convectorkachel. De kolen, 4’tjes antraciet, werden door broer Jaap geleverd die de zakken ook nog eens 2 steile trappen omhoog gebracht. En de kolenkit kregen Dick en Riek van de familie. Er was opgeschreven: ‘Het koekjesblik nu van de baan, want ik moet bij de kachel staan’.

Was ophangen op het platje

Het platje was een uitkomst: de was werd er opgehangen en bij mooi weer kon je er fijn zitten. En de lidcactussen deden het wonderbaarlijk goed.

Oranjestein Amerongen

Hoewel Riek veel energie had was ze niet altijd gezond. Later zou blijken dat haar schildklier veel ellende veroorzaakte. Soms was ze driftig, soms wanhopig en ze had bijna voortdurend last van haar maag (maagzweer en -bloeding). Toen de kinderen nog klein waren was ze zo overspannen dat ze enkele maanden werd opgenomen in Amerongen. De kinderen werden bij familie en kennissen ondergebracht.

Kleren werden vaak zelfgemaakt. Met haar moeder ging ze soms naar de lappenmarkt in Leerdam of de Albert Cuypmarkt en kocht dan een mooie lap. Met de patronen van Margriet werd dan een jurk voor Lijda of een broek voor Dicky gemaakt. En ook bijzondere kleding voor zichzelf. Opmerkelijk was het vliegeniersmodel kapje dat ze graag droeg. En haar grootste trots: een “ware” bontmantel.

De kinderen geneerden zich soms, maar daar was ze niet gevoelig voor: ze was echt trots.

Ze maakte ook van lapjes en stokjes heksen op bezemstelen. Een leuk cadeau voor wie dat hebben wilde.

In het kleine keukentje werd op het aardgas (het stadsgastoestel was net omgebouwd) het eten klaargemaakt. En daar zaten soms bijzondere gerechten bij: balkenbrij en ragout en soms broeder. De nasi en de snert smaakten ook, zoals alleen Riek het kon maken.

En dan maar hopen dat het gasmuntje niet op was. Of op zaterdag het lichtmuntje, want dan duurde het erg lang voor er op maandag een nieuw muntje gehaald kon worden bij de melkboer.

Jaarlijks was er de Trouwmars waar uiteraard aan werd deelgenomen. Georganiseerd door het eigen dagblad met een medaille als beloning. In 1956 liep Riek met Lijda en Dicky een heel eind mee. Het was de oppasdag voor Josje, het kind van haar verpleging-vriendin Lies van Loon. Dat hadden de journalisten snel in de gaten. “Josje (3 maanden) ging in de wagen mee” kopte de krant.

Slapen was soms best ingewikkeld. Dick kwam in de loop van de ochtend thuis van de bakkerij en moest slapen. Dat deed hij in de achterkamer boven, waar de jongens sliepen. Lijda had het voorkamertje. Tegen etenstijd kwam hij naar beneden. En ’s avonds, als de kinderen naar bed waren werd het opklapbed in de voorkamer beneden neergelaten. Dat was ook de kamer waar de fiets gestald werd.

’s Zomers werd het raam een beetje opgeschoven voor de frisse lucht.

Op zo’n ochtend -het was al licht- zag Riek dat er een kat door het raam naar binnen kwam. Die zwarte kat zou ze wel even grijpen. Met een snelle greep had ze ‘m vast. Maar de schrik was enorm! De kat schrok en verloor bijna z’n pet. En Riek schrok ook, want de zachte vacht bleek uniformstof te zijn.

De buurman was glazenwasser en had een ladder tegen de gevel gezet. Een surveillerende agent zag de ladder en het open raam. Hij vermoedde inbraak en klom de ladder op, maar had niet op de kattenvanger gerekend: “Nou heb ik je”.

Dick en Riek waren gastvrij. ’s Zondags na de kerk konden vrienden meekomen om koffie te drinken. De dames van de vrouwenvereniging Juliana van Stolberg kwamen langs en zongen bij het harmonium. Een kennis die werkte aan de IJtunnel vond het er ook gezellig en vertelde over de technieken en de vorderingen. Familieleden die in de buurt beklommen graag de steile trap. En op verjaardagen waren de broers en zussen bijna allemaal present. Iedereen kon mee-eten, maar geen pasta, want wat de boer niet kent …..

En altijd was ze in voor culturele uitstapjes (of uitspattingen). Met mevrouw De Baat als Pieternel verkleed en zij als Thomasvaer vertolkten ze de bruiloft van Kloris en Roosje van Vondel op hun eigen wijze. Ook later voelde ze geen terughoudendheid om een voordracht te doen als ze met een reisgezelschap waarmee ze op vakantie was. En het voorlezen uit Garriet Jan en Annechien op verjaardagen staat velen nog erg bij.

In de zomer werd van de familie Kops (uit de Rustenburgertstraat) een deel van een kippenhok in Ermelo gehuurd. Op strozakken slapen, wassen bij de pomp en toekijken als de boer een kip slachtte. Riek met de kinderen gingen daar op de fiets naar toe. Volle zijtassen, Dicky nog achterop en de poes Blacky in een zak, waar hij met zijn kop uitstak, ook in de zijtas. Dick kwam soms later met de trein, als hij nog moest werken. Een enkele keer werd de boot ‘De Veluwe’ van rederij Goedkoop genomen.

En op 6 augustus was Riek jarig, dus kwamen de familieleden steevast ook naar Ermelo.

Toen de kinderen groter waren en Dick in de drukkerij werkte was Limburg de vakantiebestemming. De V&D-tent die Riek met aaneengenaaide meelzakken van een dubbeldak had voorzien werd in Kunrade opgezet. En de reis werd op de fiets afgelegd, met een tussenstop in Leerdam.

Het ouderlijk huis werd langzaam steeds leger. Harry nam dienst bij de mariniers en vertrok naar Curaçao, Lijda ging de verpleging in. Alleen Dicky bleef langer thuis, om zijn school af te maken.

Toen Dick zich had laten omscholen voor drukkerij en de kinderen het huis uit waren kwam er een einde aan het koninkrijk.

Lijda wist precies hoe het zat: Ik ben prinses, mijn moeder is koningin en mijn vader bakker.

In uniform aan de afwas
Rustenburgerstraat 82

Riek wilde graag haar oude beroep weer oppakken en die kans kreeg ze. In het verzorgingstehuis in de Daniel Stalpertstraat werd ze aangenomen. Ze heeft met veel plezier daar een aantal jaren gewerkt. En ze verdiende verrassend goed.

Kampert en Helm, de drukkerij waar Dick werkte, was erg succesvol met het produceren van kettingformulieren en zocht voor dit onderdeel Rotaform een vestigingsplaats in Lelystad. Wie daar wilde werken moest natuurlijk dagelijks met de bus over de dijk naar Lelystad. Maar de bonus was bemiddeling bij het vinden van een huurhuis in Lelystad. In de Schouw was een eengezinswoning met tuin beschikbaar op nummer 05-17. Riek heeft lang moeten nadenken en ging uiteindelijk met tegenzin. Maar die tegenzin duurde niet lang: eindelijk had ze ruimte, eindelijk een tuin, eindelijk natuur op fietsafstand.

Hier werd een nieuwe kennissenkring opgebouwd, via de kerk en via het koor. Dat koor was er nog niet, dus werd er samen met anderen opgericht. De naam Terra Nova paste goed en het werd een groot koor. Maar hoe groot het koor ook was: Riek was goed te horen.

Inmiddels was Riek oma geworden. Dat vond ze prachtig. De oudste was Marrie en die had meteen haar hart gestolen. Maar ook met de anderen was ze blij. Met Justin met de verrekijker naar de Oostvaardersplassen als hij kwam logeren. En met Barbara touwtjespringen in de tuin op haar 70e. 

Met die grote tuin was het ook mogelijk om de hele familie voor een feest uit te nodigen, zoals bij het 40-jarig huwelijksfeest in 1982. Broers, zussen, zwagers en schoonzussen, kinderen en kleinkinderen, ze waren er allemaal. Het bovenhuisje was nu echt vergeten.

In die tijd werden de grote reizen gemaakt: met het koor naar California (zelfs twee keer) en met pa naar Indonesië. Maar ook binnen Europa trokken ze er op uit. En dan altijd naar de bergen, want die fascineerden haar. En soms ging schoonzus Fem ook mee in het reisgezelschap. Ze bezocht graag die andere landen. Ook toen Dick al overleden was trok ze naar Oostenrijk en beklom in haar eentje een berg. Dat vond ze toen wel erg eenzaam. Ze miste ‘pa’.

Dick kreeg steeds meer last van de ziekte longemfyseem, waardoor ook haar leven getekend werd door zorg. Toen hij in 1986 overleed bleef ze zelfstandig wonen, maar bekende dat ze liever niet alleen was overgebleven.

Het ging lang goed. Ze ging nog een verre reis maken, nu met haar dochter naar Egypte. En weer trok ze de aandacht. Dit keer van de Nijlschipper die er enkele kamelen voor over had om met haar te trouwen. De koop ging niet door, maar ze genoot van de reis.

Thuis in de Schouw werd langzamerhand duidelijk dat er meer zorg nodig was en het dus verstandig was naar een bejaardenhuis te gaan. Lijda en Wouter hadden in Doesburg al iets voor haar gevonden, maar zij gaf de voorkeur aan De Hoven in Lelystad. In 1993 trok ze daar in, koos voor een lekker warm hoogpolige vloerbedekking, maar moest erg wennen. Haar eigen stijl liet ze niet los:

Ze was de eerst 8o-jarige op witte gympen in het bejaardenhuis.

En de enigen die haar scootmobiel gebruikten waren haar kleinkinderen. Prachtig scheuren door de gangen.

De schildklier speelde nog steeds een negatieve rol in haar gezondheid. Een van de oplossingen was een operatie om deze klier te verkleinen. De angst voor het verlies van haar zangstem bleek ongegrond, ze herstelde weer.

water en schepen

In het jaar daarna brokkelde haar gezondheid snel af. Eerst kreeg een of meerder tia’s en in 1996 werd ze getroffen door een herseninfarct. Na moeizame hopeloze weken in het Zuiderzeeziekenhuis is ze op 24 augustus 1996 overleden.

Op 28 augustus werd deze bijzondere vrouw, mijn moeder, bij haar man, bij wie ze nog in de wieg had gekeken, begraven.