geschreven door Dick de Kleuver
Lieve mensen
De hoofdrolspelers
Femmegien van den Berg (Fem) is geboren in de Lampetsteeg wijk 2 nr. 540 op 20 april 1887 in Kampen. (De datum 20 april was toen nog niet bezoedeld, maar op elke verjaardag werd er later wel een opmerking over gemaakt.)
Haar ouders zijn Gerrit van den Berg, een sigarenmaker van 24 jaar en Derkje Post van 27 jaar. Haar oudere zus Geertje is maar 3 geworden en stierf toen Femmegien pas 2 jaar oud was. Twee maanden daarvoor was haar broertje Gerrit geboren. Deze Gerrit heeft later een scheepsfirma (G. van den Berg en Zonen) opgezet.
Hermanus Tobias de Kleuver (Herman) is op 30 april 1881 om 12.30 uur in de Lambertusstraat 85 (wijk A nummer 324) in Kralingen geboren.
Vader Johannes (verver en 46 jaar oud) geeft het kind aan op 2 mei. Moeder is Jacoba Wilhelmina Zwaan. Het kind wordt genoemd: Hermanus Tobias.
Herman gaat met zijn moeder op 5 augustus 1884 naar Utrecht. Zijn vader blijft in Kralingen en overlijdt daar op 30 mei 1885.
Maria de Kleuver woonde toen in Amsterdam en zal haar kleinzoon waarschijnlijk wel opgezocht hebben toen hij in Utrecht woonde.
De militaire keuring moet in 1899 hebben plaatsgevonden. Hoewel hij aangeeft gebreken te hebben wordt in 1900 beslist dat hij wel in dienst moet. Hij is 1 meter 70 lang, heeft een smal aangezicht, bruine ogen een grote mond (letterlijk) en een spitse kin, bruin haar en bruine wenkbrauwen.
Op 4 maart 1901 wordt hij ingelijfd bij het 7e regiment infanterie, krijgt onbepaald verlof op 1 augustus 1902 en wordt dan nog overgeplaatst, maar dat lijken formaliteiten zonder daadwerkelijke opkomst. Wel bijzonder is dat hij, als hij sinds 1909 bij de Landweer is ingedeeld in 1915 ontslagen wordt vanwege lichamelijke gebreken. (Lijda Bos-de Kleuver herinnert zich dat verteld werd dat opa Herman mank was.)
Weduwe en weduwnaar
Op 22 november 1893 wordt in Utrecht een huwelijk gesloten.
Tuinman Albert van den Brink is 42 jaar en sinds mei 1893 weduwnaar. Hij heeft 5 zonen (Andries 18 jaar, Willem 12 jaar, Albert Johannes 7 jaar, Hendrick 4 jaar en Albert 2 jaar).
Vandaag, een half jaar na het overlijden van zijn vrouw Willempje Mosterd, is Albert opnieuw bruidegom, want hij heeft een nieuwe vrouw gevonden: Jacoba Wilhelmina Zwaan. Inderdaad de moeder van Herman.
Ook zij staat alleen, want haar man Johannes de Kleuver, is in 1885 overleden. Zij heeft sindsdien de kost verdiend als wasvrouw, is nu 45 jaar en heeft nog 3 kinderen bij zich: Hermanus Tobias 12 jaar, Paulus 10 jaar en Wilhelmijntje 9 jaar.
Albert en Jacoba Wilhelmina gaan in Utrecht wonen aan de Nicolaasweg 187. En daar wonen ook de zonen van Albert: Andries die werkman is, Willem van beroep meubelmaker, Albert Johannes, loopknecht, Hendrick zonder beroep want hij is pas 12 en Albert, de latere bloemist. Ook de kinderen van Jacoba Wilhelmina zijn daar: Herman (kleermaker), Paulus (meubelmaker, maar wordt later bakker) en Wilhelmijntje. Twee van de kinderen, Andries en Willem, wonen in 1900 tijdelijk in Emmerich (Duitsland), maar Willem komt terug in Utrecht als in 1903 iedereen verhuist naar hun tweede adres in Utrecht: Abstdijk 333.
Twee jaar later verhuizen ze opnieuw, nu naar een plek die een knooppunt zal blijken te zijn.
Wittevrouwensingel 90
Albert en Jacoba Wilhelmina gaan wonen aan de Wittevrouwensingel 90 in Utrecht. Hoewel het huis recht tegenover de gevangenis staat is het geen slechte plek: hier bloeit een romance op die bepalend is voor de ‘de Kleuver’-tak.
de dienstbode
In 1905 namelijk heeft een 18 jarig meisje uit Kampen een dienstbetrekking gevonden in Utrecht. Voor haar huisvesting vond ze een leuk adres: Wittevrouwensingel 90. Het huis moet redelijk groot geweest zijn, want met haar erbij tellen we 10 personen.
Over die dienstbetrekking zelf is weinig te vinden: geen advertentie in een krant en geen vermelding in het bevolkingsregister van Utrecht. Misschien heeft ze de baan gevonden via een bemiddelingsbureau in Kampen. (In 1906 gaat ze wonen aan de Nieuwgracht 58. Dat is een imposant gebouw, waar ze misschien ook in dienst is geweest.)
Lang blijft de familie niet op de Wittevrouwensingel wonen, want op 4 september 1909 zijn ze allemaal vertrokken. Mogelijk dat het huis daarna gesloopt is. Maar dat had geen gevolgen meer voor de prille liefde.
Ze gingen niet allemaal tegelijk weg.
In 1906 waren er al kinderen uitgevlogen: Op 16 januari vertrekken Hermanus Tobias en Paulus samen naar de Blauwkapelseweg 3 bis (dat is om de hoek) en op 15 mei gaat Wilhelmijntje naar ’s Gravenhage. Femmegien gaat op 12 juni 1906 naar de Nieuwegracht 58. Ze is dan nog steeds dienstbode, of zoals in het bevolkingsregister staat: db. (Later, in 1908, verhuist Wilhelmijntje naar Zuijlen, waar haar moeder een jaar later ook naar toe gaat; Paul gaat op 4 september 1909 ook naar Zuijlen.) Op 4 september 1909 gaan de laatste vijf: Albert, Jacoba Wilhelmina, Hendrick en Albert jr. naar Zuijlen. Albertus Johannes gaat ook op die dag weg, maar hij gaat naar Duitschland (ambtshalve staat erbij).
Femmegien (Fem) komt dus op 16 oktober 1905 aan op de Wittevrouwensingel in Utrecht en leert daar Herman kennen. Of het een flitsende romance was of dat het meer tijd gekost heeft is niet bekend, maar in 1908 trouwt ze met Herman. Zij is 21 en hij 27 jaar.
De trouwerij is op donderdag 19 november 1908. Moeder Derkje Post is uit Kampen overgekomen naar Utrecht en ook Jacoba Wilhelmina Zwaan is aanwezig. De beide moeders geven hun toestemming. Vader Gerrit van den Berg is al in 1889 overleden en Johannes de Kleuver in 1885. Er staat ook dat Herman heeft voldaan aan de militie.
Na het voorlezen van de akte tekenen ze allemaal, ook de getuigen: Albert Van den Brink (bloemist en de jongste zoon van stiefvader Albert), sigarenmaker Roelof Post (een oom van Fem), Poulus de Kleuver (de broer van Herman die dan weer bakker is) en metselaar Jacobus Wilhelmus Wensveen (die getrouwd is met Jacoba Wilhemina de Kleuver, de 4 jaar oudere zus van Herman).
Een maand na hun huwelijk is er een woning beschikbaar en in december 1908 betrekken Herman en Fem hun woning aan de Kanaalstraat 240 bis. Maar op dit adres blijven ze niet lang. Herman heeft werk gevonden bij kleermakersfirma Jac. Karstens in Haarlem en begint daar in maart 1909. Het betekent ook een verhuizing, want ze hebben een woning in de buurt gevonden.
De la Reijstraat 33 rood
Op het adres De la Reijstraat 33 rood in Schoten (dat nu bij Haarlem hoort) speelt een belangrijk deel van hun leven zich af.
Fem is al zwanger en op deze bovenwoning (dat betekent ‘rood’) wordt op 30 oktober 1909 om half een ’s middags Johannes (Jo) geboren.
Ruim een jaar later wordt midden in de nacht om half drie een tweede kind geboren: weer een jongen. Hij heet Gerrit en het is 18 november 1910.
En Jacoba Wilhelmina heeft haar kleinkinderen ook bezocht, blijkens de foto’s die er zijn.
Het derde kind wordt op 10 april 1913 geboren: Jacobus Wilhelmus (Co), kennelijk naar zijn grootmoeder vernoemd, en ja, het is een jongen.
Een dag nadat Jo 6 jaar is geworden komt er alweer een jongen: Dirk Roelof (Dick). Het is 31 oktober 1915 en dus Hervormingsdag. (Ook zo’n weetje dat elke verjaardag ter sprake komt.)
Hij heeft het niet door, maar een 2-jarig meisje, Riek Brijder, kijkt in zijn wieg en besluit een belangrijke rol in zijn leven te gaan spelen.
Het is niet alleen maar vreugde, want als er dan eindelijk een meisje wordt geboren op 16 oktober 1916 blijkt ze levenloos te zijn.
Het jaar daarop slaat de dood nogmaals toe: de moeder van Herman, Jacoba Wilhelmina overlijdt op 69 jarige leeftijd in Zuijlen (14 december 1917). Albert doet de aangifte aldaar.
Woensdag 21 augustus 1918 wordt de 5e jongen geboren die dezelfde namen als zijn vader krijgt: Hermanus Tobias, maar zijn roepnaam wordt Her. En nog een verheugend feit, maar van een andere orde: drie maanden later is de eerste wereldoorlog eindelijk afgelopen.
Op 8 december 1920, komt er nog een kind, dit keer een meisje, dat de naam van haar moeder krijgt: Femmetje (Femmy). Zij krijgt er nog een “lief broertje” bij.
Paul is de roepnaam van het jongetje dat op 16 maart 1922 wordt geboren. Ze volledige naam is Poulus Hendrikus. De naam Poulus, komt van zijn oom Paulus. die ook wel met Poulus wordt aangeduid.
Het 12½ jarig jubileum van Herman als kleermaker bij de firma Jac. Karstens in de Groote Houtstraat wordt gevierd zoals het hoort: donderdag 1 september 1921 spreekt de patroon de jubilaris toe en overhandigt hem een enveloppe met inhoud. Namens het overige personeel wordt er ook nog een cadeau overhandigd. En als kers op de taart staat het de volgende dag in de krant.
Gesterkt door de mooie woorden en de opgedane ervaring, begint Herman daarna voor zichzelf. In 1926 komt hij voor op een naamlijst van inwoners van Haarlem als zelfstandig kleermaker in de Patrimoniumstraat 1 in Haarlem.
Patrimoniumstraat 1
Van de begintijd daar is niet veel bewaard gebleven, maar het ging niet slecht. Misschien dat de beurskrach gevolgen heeft gehad, maar ook daar is niets over bekend.
De foto boven dit opstel, waarop opa Herman en oma Fem goed ingepakt staan te poseren, is gemaakt in de tuin van de woning Patrimoniumstraat 1. Een foto met Co en Dick toont dezelfde gemetselde muur. En die muur staat er in 2020 nog steeds.
Herman leert zijn zoon Gerrit het vak van kleermaker en neemt hem op in het bedrijf dat nu de naam “H.T. de Kleuver en Zn” krijgt. Gerrit zal na het overlijden van zijn vader de kleermakerij voortzetten. En hij niet alleen: ook Femmy is werkzaam op dit gebied. Zij zal cursussen geven in het naaiatelier en ook meehelpen.
En dat betekent ook: zitten in de kleermakerszit. Op de grote werktafel is Gerrit met gekruiste benen bezig een pak te rijgen en broeken te keren. Het nemen van de maat en het uitzoeken van de stof voor een pak gebeurt natuurlijk in de chiquere voorkamer beneden. Daar staat ook de standaard met krijtverstuiver voor de juiste lengte van een jas. “Draait u maar een keertje helemaal rond, terwijl ik spuit”. Maar dat is al in de Voorduinstraat 8.
Voorduinstraat 8
Via advertenties in het Haarlems Dagblad zoekt Herman (en zijn zoon Gerrit) personeel, verkoopt een jacquet met vest maat 52 en vraagt soms een zwart colbert met streepjesbroek, maat 48.
In deze rustige straat speelt de laatste fase van het leven van Herman en Fem zich af.
Dit is het huis waar de kleinkinderen de meeste herinneringen aan hebben, en niet alleen vanwege de haagse bluf met bessensap. De zolder met de hanenbalken, de tuin met schutting, de rollen stof in de voorkamer. In de achterkamer staat met de krakende zwarte kruk, het harmonium, zoals het hoort bij gereformeerden . En naast het dressoir stond een knoppenstoel, het plekje voor Fem.
Het huis wordt wel steeds leger, want de jongens gaan trouwen. Niet allemaal tegelijk, maar in de 50-er jaren wonen alleen Gerrit en Fem nog op dit adres. Alle partners, hoe verschillend ook, hadden een gemeenschappelijke eigenschap: ze voerden vaak de boventoon.
Jo trouwt in 1936 met Jeanne, Co in 1937 met Cornelia, Dick in 1942 met Riek, en in 1945 trouwen Her en Jos.
De jaren 1939 t/m 1942 brachten onheil. Natuurlijk in het algemeen vanwege de oorlog, maar ook in het gezin.
In 1939 wordt Jo vanwege de mobilisatie opgeroepen en bij Ede gelegerd. Op 15 mei 1940 wordt hij bij de Grebbelinie krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland getransporteerd. Hij komt na 6 weken weer terug, maar de wereldoorlog kwam zo wel erg dichtbij. De andere zonen werden niet opgeroepen omdat zij ‘broederdienst’ hadden.
Het overlijden van Co, vanwege een val van een ladder in 1941 (28 jaar oud, 5 jaar getrouwd, 3 kinderen en het 4e op komst) was natuurlijk ook een afschuwelijke gebeurtenis. Nog geen half jaar later overlijdt Herman op 10 juni 1942. Het geplande huwelijk van Dick en Riek werd uiteraard uitgesteld tot augustus.
Op de foto uit 1946 zitten Fem, Gerrit, Paul en Femmy, gezellig om de tafel. Het tafelbiljart staat naast het dessoir. En op het harmonium staat de foto van Herman.
Paul trouwt met Jo in 1947. Gerrit trouwt pas in 1956 en gaat in de Saenredamstraat 10 rood wonen. Dat betekende ook het einde aan de kleermakerspraktijk in de Voorduinstraat. Het kamertje van Gerrit op de eerste verdieping aan de voorzijde kwam vrij en het werd wel stiller in huis.
Vanaf de Voorduinstraat is het een hele wandeling. Eerst door de Duinoordstraat, waar Jeanne en Jo wonen, dan door de Marnixstraat en de Kleverlaan langs de kweektuinen, bij de Schoterweg langs de Ripperdakazerne en dan doorsteken naar de Kloppersingel, waar de kerk staat.
De Koningskerk die daar staat lijkt van binnen wel op de Waalkerk in Amsterdam en dat is niet verwonderlijk, omdat ze allebei door architect Boeyinga in 1926 zijn gebouwd. Boeyinga had het jaar daarvoor een tweede prijs gewonnen bij de ontwerpwedstrijd voor de Marnixkerk in Amsterdam. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op geschriften van niemand minder dan Abraham Kuyper. De gemeente moest goed zicht hebben op de kansel en de avondmaaltafel en het doopfont moesten centraal staan. Dat leverde een waaiervorm op in 3 delen, waar de banken stonden voor de kerkgangers. De buitenkant had scherpe inkepingen tussen die delen. Anders dan de Waalkerk was de stijl ontleend aan de Amsterdamse School met donderrode bakstenen en ornamenten aan de gevel: gestileerde koppen van Luther, Calvijn, Kuyper en Bavinck. In 2003 heeft een felle brand de kerk verwoest. (De Waalkerk werd al in 1989 gesloten en gesloopt.)
Na de dienst in de Koningskerk werd er die dag koffie gedronken bij Gerrit en Jeanne in de Saenredamstraat. Ook Jannie, de zus van Jeanne die erboven woonde, kwam even langs. In die tijd waren Gerrit en Jeanne bezig met het knopen van een tapijt.
Bij de bruiloft in 1956 was een groot deel van de familie aanwezig, zoals de foto die in het stadhuis van Haarlem is gemaakt laat zien.
daarachter Jeanne, Lenie, Fem en Femmy,
daarachter Riek en Dick,
achteraan Jacob en Riek, Her en Jos, Jeanne en Paul.
Fem had een zachte stem en was erg vriendelijk. Ze was vrijwel blind aan een oog, een kwaal waar haar dochter later ook last van zou krijgen.
Toen Fem al oud was, zorgde haar dochter Femmy liefdevol voor haar. ’s Avonds verwarmde zij het bed van haar moeder voor, niet met een kruik, maar door er zelf in te gaan liggen.
Toen Fem overleed (21 januari 1959) werd ze opgebaard in de voorkamer, waar ook de stellage stond met de rollen stof. Gerrit nam ons (de kleinkinderen) apart op de onderste treden van de trap tegenover de deur naar de voorkamer. Hij stelde voor om maar niet te gaan kijken naar oma, omdat wij daardoor misschien geschokt zouden worden. Ik heb het altijd jammer gevonden dat ik toen geen afscheid van haar heb kunnen nemen.
Herman en Fem zijn beide begraven op de Noorderbegraafplaats aan de Vergierdeweg in Haarlem.
Of opa Herman ook een lief mens was weet ik niet, maar met zo’n lieve echtgenote kan het bijna niet anders.