1835 Johannes de Kleuver

BIJLAGE

Sigaren in Utrecht

Sigarenmakers waren er in die tijd veel. Je hoefde er geen opleiding voor te volgen, maar wel ervaring hebben, handig zijn. Sinds de 17e eeuw werd er in Europa veel gerookt. De aanvoer moest uit warmere streken komen (Amerika, West-Indië, Nederlands Indië). Daardoor was er in de grote steden, met name Amsterdam en Rotterdam makkelijk en redelijk goedkoop aan tabak te komen. Utrecht zal ook wel hebben meegeprofiteerd.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is sigarenmakers-in-Utrecht.gif

In Utrecht waren er rond de Zilversteeg veel sigarenmakers. Een ondernemer Ribius Peletier dacht nog groter en vestigde in 1844 de eerst sigarenfabriek “De Gesloten Steen” aan de Oude Gracht. Dat was voornamelijk een werkplaats, machines waren pas in 1870 beschikbaar, maar het bleef voorlopig echt handwerk. In 1860 waren er 400 sigarenmakers die samen 25 miljoen sigaren maakten. Misschien heeft Johannes daar ook gewerkt. Over de fabriek van Peletier is in de Utrechtse archieven veel te vinden, zoals de verdiensten van de sigarenmakers en de strippers.

Over de  ‘Beijerskameren’ in de Lange Nieuwstraat.

 In 1597 gebouwd complex van twaalf kameren met in het midden een toegangsdeur naar de aan de achterzijde uitgebouwde executeurenkamer. Het complex is in 1651 aangevuld met twee kameren in de Agnietenstraat. De huizen hebben enkelvoudige balklagen met eenvoudige sleutelstukken en een doorlopend zadeldak. De kameren zijn gesticht in overeenstemming met het testament van Adriaen Beijer en Alet Jansdochter. In 1960 werden de huizen gemoderniseerd en gerestaureerd.

In 1596 overlijdt Adriaen Beyer. Hij en zijn echtgenote Alet Jansdogter hadden in hun testament bepaald dat er vrijwoningen voor de armen gebouwd moesten worden. Daarnaast zouden de bewoners per kamer een jaarlijkse uitkering van rond de fl. 20.– krijgen dat besteed moest worden aan een mud weid, twaalf pond boter, vijfentwintig pond kaas en tien zakken turf. Tot slot had het de bepaling arme, eerlijke dochters uit te huwelijken en ambachtslieden een ambacht te laten leren.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Beijerskameren.jpg
Beijerskameren Utrecht

De executeuren-testamentair, de heren Ram en Van den Berch, vinden een geschikte plek aan de Lange Nieuwstraat en bouwen in 1597 twaalf vrijwoningen om arme mensen te huisvesten. In 1650 zijn hier nog twee woningen aan de Agnietenstraat aan toegevoegd. Het zijn éénkamerwoningen die meestal cameren genoemd werden. De kamer bestond uit 20 vierkante meter met een bedstee, een vuurplaats en een trapje naar de zolder. Onder de trap zat een zogenoemde ‘plofplee’, dat was zeer uitzonderlijk, want de meeste cameren in Utrecht moesten een uitpandig secreet delen.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is tuintjes-achterzijde-Beyerskamaren.jpg
Tuintjes achterzijde Beijerskameren

Rond 1700 worden de ramen van de huizen vergroot, de kwetsbare Vlaamse geveltjes verwijderd en de gemakjes aangebouwd. Met subsidie, het laten vallen van de toelage en het heffen van huur werd de grote verbouwing in 1959 mogelijk en ook de grote verbouwing in 1999 is voor een deel uit de middelen van de fundatie gefinancierd. Bij deze laatste verbouwing werden veel accenten van vroegere verbouwingen zichtbaar gemaakt.

Vanaf 1579 waren de bewoners oud en armlastig, de helft protestant en de helft katholiek, net zoals de executeuren. In de achttiende eeuw moesten de gegadigden zich voor een vacante woning inkopen, maar deze situatie verdween in de negentiende eeuw. Toen werden de woningen weer vergeven. Tot de twintigste eeuw woonde men gratis in de Beyerskameren en de bewoners van het hofje ontvingen jaarlijks een toelage